Auteur(s)
Chaltin Karen
Bron

BRIO-matrix-fiche, 25 september 2013

Organisatie
Jaar
2013
Aantal pagina's
2
Taal
NL
brusselse thema's onderzoek studies Brussel Rand onderwijs

Inleiding

Onderwijs in Brussel werd vaak beschouwd als een structureel probleem. Hierdoor kreeg het leerlingenaantal in het (Nederlandstalig) onderwijs in Brussel en de evolutie hiervan steevast een belangrijke plaats in het maatschappelijke debat. Op 1 september 2013 zaten er 40.901 kinderen en leerlingen op de schoolbanken in het Brussels Nederlandstalig (kleuter- en leerplicht) onderwijs. Dat kende een sterke groei vanaf het midden van de jaren 1980. De afgelopen jaren haalde de situatie van het Brusselse onderwijs meermaals de actualiteit, zowel met kwantitatieve aspecten (een capaciteitsprobleem door de demografische boom die Brussel momenteel kenmerkt) als op pedagogisch gebied (bv.: hoe omgaan met de grootstedelijke diversiteit?).

1. Kerncijfers

In België zijn de Gemeenschappen bevoegd voor onderwijs. Daardoor bestaan er in Brussel twee systemen naast elkaar: een Franstalig stelsel, onderworpen aan de decreten van de Franse Gemeenschap, en een Nederlandstalig stelsel, onderworpen aan de decreten van de Vlaamse Gemeenschap. Ook de zogenaamde Gemeenschapscommissies, verbonden aan de Gemeenschappen, spelen een rol, in het geval van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) zelfs met decreetgevende bevoegdheid voor bepaalde deelmateries. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) nam de bevoegdheden over van de Nederlandse Commissie voor de Cultuur (NCC) van de Brusselse agglomeratie. Na de splitsing van de provincie Brabant op 1 januari 1995, werden ook de provinciale scholen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overgenomen door de VGC, die aldus de inrichtende macht werd voor deze scholen. De vaak buiten beschouwing gelaten Europese en internationale scholen zijn dan weer goed voor zo’n 4% van de totale leerlingenpopulatie in Brussel. Binnen het Nederlandstalig en Franstalig onderwijs in Brussel zijn er verschillende types van 'inrichters' actief, die doorgaans in drie zogenaamde 'netten' worden opgesplitst. Het gaat om erkende en dus gesubsidieerde scholen die hetzij door een overheid worden ingericht (met een opsplitsing tussen de instellingen van het Gemeenschapsonderwijs en de gemeentescholen) hetzij door een privé-instelling (gesubsidieerd vrij onderwijs). In totaal telt het Nederlandstalig onderwijs in Brussel 165 hoofdscholen en 229 vestigingsplaatsen. Hoe verhoudt het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zich tot zijn Franstalige tegenhanger? De onderstaande tabel geeft de aandelen van beide stelsels weer voor de totale schoolpopulatie (uitgezonderd de Europese en internationale scholen) naar gelang van het onderwijsniveau. Voor het geheel gaat het om een verdeling van 82.5% voor de Franstalige instellingen en 17.5% voor de Nederlandstalige scholen in 2009. De cijfers fluctueren licht in het voorbije decennium.

Tabel 1: Verhouding schoolpopulatie Vlaamse en Franse Gemeenschap in Brussel

Onderwijsniveau
Franse Gemeenschap
Vlaamse Gemeenschap
 
2000
2005
2009
2000
2005
2009
Gewoon Kleuteronderwijs
76.9%
77.9%
78,5%
23.1%
22.1%
21,5%
Gewoon Lager Onderwijs
84.7%
83.5%
82,5%
15.3%
16.5%
17,5%
Gewoon (voltijds) secundair onderwijs
84.0%
85.25%
85,0%
16.0%
14.75%
15,0%
Totale schoolpopulatie (kleuter + lager + secundair)
 
 
82.5%
 
 
17.5%

BRON: VGC-Directie Onderwijs


2. Evolutie

De onderstaande cijfers tonen de evolutie van het aantal leerlingen in instellingen van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel wat betreft het kleuter- en lager onderwijs sinds het begin van de jaren 1960. >> meer historiek

Verschillende factoren verklaren de neergaande en vanaf de jaren 1980 opgaande beweging: het keuzepatroon van de ouders natuurlijk, maar ook bredere processen en mechanismen van immigratie, stadsvlucht en suburbanisatie (en dus een dalend bevolkingsaantal in Brussel tot in de jaren 1990), het aandeel leerlingen dat van buiten Brussel afzakt (voor het Nederlandstalig kleuter- en lager onderwijs respectievelijk 25% en 33% in 1979 en 11% en 20% in 2007), de verander(en)de sociaaleconomische en sociaaldemografische samenstelling van de Brusselse bevolking. Zowel voor het kleuteronderwijs als voor het lager onderwijs is eenzelfde evolutie merkbaar, zij het veel meer uitgesproken voor het laatstgenoemde onderwijsniveau. In beide gevallen zakken de cijfers wat betreft de leerlingenpopulatie tot in 1981. Daarna groeide het Nederlandstalig onderwijs in Brussel zeer sterk. Toch is die terugval (in absolute termen) nog niet helemaal weggewerkt, toch niet voor het Nederlandstalig lager onderwijs in Brussel. Hoewel de betrokken schoolbevolking in numeriek opzicht sinds het begin van de jaren 1980 stelselmatig stijgt, is het niveau van 1966 nog steeds niet bereikt. In 2010 ligt het niveau 15 procentpunt onder het cijfer voor 1966. Tegelijk is het duidelijk dat de vraag hoog is, zeker ook omdat Brussel de laatste jaren door (internationale) immigratie een bevolkingsstijging kende. Het aantal leerlingen (in de Frans- en Nederlandstalige scholen) steeg tussen 2000 en 2009 met 14.8%. Het capaciteitsprobleem van het onderwijs in Brussel staat zo hoog op de agenda.

Tabel 2: Evolutie (index) van het aantal leerlingen in het Nederlandstalig basis onderwijs in Brussel

 
1966 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011
Kleuter
100 91.6 88.7 75.6 99.4 127.5 145.4 164.2 182.6 193.4
Lager
100 92.0 75.8 52.2 54.4 59.6 65.5 77.1 85.2 95.1

3. Discussie

De evolutie van het aantal leerlingen in het onderwijs in Brussel kan niet losgekoppeld worden van de Brusselse demografische en sociaaleconomische ontwikkelingen. Zowat de helft van de huidige Brusselse bevolking komt voort uit een immigratiestroom. Dat zorgt uiteraard voor een zeer diverse culturele en talige achtergrond van de leerlingen. Op die culturele diversiteit (en dualiteit) ent zich een segregatie op basis van ruimtelijke en sociaaleconomische tegenstellingen. Het onderwijssysteem in Brussel kenmerkt zich zo in 'witte' elitescholen versus 'zwarte' concentratiescholen. Daarbij stelt zich eveneens een discussie omtrent de bevoorrechte inschrijving in de Nederlandstalige scholen: moeten plaatsen - en hoeveel - voorbehouden worden voor kinderen van Nederlandstalige ouders? Ook op onderwijskundig en pedagogisch vlak stellen zich heel wat uitdagingen, niet in het minst wat betreft de opleiding, de aanstelling en het behoud van leerkrachten in de kleine wereldstad die Brussel is. Geconfronteerd met de demografische boom in Brussel en met de beperkte of afwezige samenwerking tussen de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap investeerde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (indirect via de lokale besturen) recent ook in een uitbreiding van de onderwijscapaciteit. Daarvoor werd ter legitimatie verwezen naar het tewerkstellingsbeleid, een Gewestelijke bevoegdheid. 12.2 miljoen euro werd voorzien om 3.836 extra plaatsen te realiseren in Brusselse scholen, zowel Franstalige (75%) als Nederlandstalige (25%) instellingen. Het belang van deze (voor het Grondwettelijk Hof) gecontesteerde maatregel is ook breder. Ze heeft immers betrekking op de politiek-institutionele organisatie en werking van Brussel.


Karen Chaltin, 25 september 2013

Publicatie type
Fiche
Categorie
Nederlandstalig onderwijs
Onderwijs
Vlaamse gemeenschap / Vlaamse overheid
Regio
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Share this