Rand-ABC-fiche, februari 2013
Inleiding
Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 stelde zich een conflict tussen de Vlaamse regering en de kandidaat-burgemeesters van de faciliteitengemeenten, Wezembeek-Oppem, Kraainem en Linkebeek. De aanleiding was een inbreuk op de taalwetgeving tijdens de voorbereiding van de verkiezingen. De betrokken burgemeesters hadden de oproepingsbrieven aan de inwoners in het Frans verstuurd, terwijl de taalwet voorziet dat alle officiële communicatie in deze gemeenten in de eerste plaats in het Nederlands gebeurt. De bevoegde Vlaamse ministers weigerden daarom de benoeming van de burgemeesters goed te keuren.
Strikte toepassing van de taalwetgeving
De omzendbrief Peeters uit 1997 (genoemd naar toenmalig Vlaams minister Leo Peeters) voorziet dat de gemeentebesturen in de faciliteitengemeenten alle documenten standaard in het Nederlands versturen, dus ook de kiesbrieven. Inwoners die dat wensen, kunnen het gemeentebestuur verzoeken om een vertaling van het document in het Frans. De omzendbrief Peeters leidde tot veel ongenoegen aan Franstalige zijde, waar het als een vorm van administratieve pesterij werd beschouwd. Juridische middelen werden ingeschakeld om de omzendbrief te laten vernietigen. De kwestie werd aangeklaagd bij achtereenvolgens de Raad van State, de Raad van Europa en zelfs bij de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. De (Nederlandstalige kamer van) Raad van State verwierp in 2004 de beroepen tot vernietiging van de omzendbrief en bevestigde ook in 2008 opnieuw de rechtsgeldigheid ervan.1
Het toezicht op de gemeenten en de benoeming van de burgemeesters is een regionale bevoegdheid. De drie voornoemde burgemeesters stellen echter dat de federale taalwetgeving primeert boven de Vlaamse omzendbrieven. Zij beroepen zich bovendien op het feit dat het gemeentelijke kiezerskorps hen een mandaat gaf en het dus ondemocratisch is om de benoeming te weigeren. Franstalige politici bleven dan ook oproepen om het trio te benoemen. De opeenvolgende Vlaamse voogdijministers van Binnenlandse Aangelegenheden Marino Keulen (VLD) en Geert Bourgeois (N-VA) van hun kant, bleven vasthouden aan het argument dat de wetten dienen te worden toegepast. Volgens Keulen gaat het om een juridische kwestie en spelen geen politieke redenen.2
Een onderzoekscommissie van de Raad van Europa boog zich in mei 2008 over de zaak en stelde dat de niet-benoeming nadelig was voor een goed bestuur over de gemeenten.3 De rapporteurs lieten zich kritisch uit over het standpunt van de Vlaamse regering, waaruit opnieuw bleek dat de Vlaamse standpunten over de rand door internationale instanties zelden worden gevolgd, in tegenstelling tot het discours van de Franstalige politici.
Taalregister?
De drie burgemeesters4, maakten zich naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 dus schuldig aan het versturen van Franse oproepingsbrieven aan inwoners waarvan de Franse taalaanhorigheid wordt vermoed. Sinds de afschaffing van de talentellingen is het niet toegelaten dat de gemeenten registers bij houden waarin de taal van de inwoners wordt genoteerd. Het versturen van de Franse oproepingsbrieven impliceert dat de gemeente een dergelijk taalregister opstelt en dat is strijdig met de wetgeving. De betrokken gemeentebesturen stuurden overigens ook bij volgende verkiezingen de oproepingsbrieven in het Frans, als gevolg waarvan de provinciegouverneur, als voogdijoverheid, de oproepingsbrieven opnieuw correct diende te versturen in het Nederlands.
Krachtmeeting
De herhaaldelijke inbreuken op de taalwetten door de Franstalige colleges in faciliteitengemeenten werden aan Vlaamse zijde als provocerend beschouwd en bij de Franstaligen stootte de rechtlijnige houding van de Vlaamse beleidsmakers op onbegrip. De kwestie van de niet-benoeming van de burgemeesters verstoorde lange tijd de relaties tussen de gemeenschappen. De woelige communautaire verhoudingen rezen ten top op toen Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois in 2010 in het Vlaams parlement over de drie verklaarde ‘Ze zijn geen burgemeester en ze zullen het ook nooit worden’, waarmee hij weliswaar het standpunt de Vlaamse regering vertolkte, maar ook kritiek oogstte vanwege de meerderheidspartijen omwille van de timing. Op dat moment waren immers federale regeringsonderhandelingen aan de gang en het op de spits drijven van communautaire onenigheden kon koninklijk bemiddelaar Jean-Luc Dehaene missen als kiespijn. Volgens Vlaams Minister Bourgeois hadden de betrokken burgemeesters ‘niet de nodige morele eigenschappen en het nodige morele gezag om op te treden als vertegenwoordigers en vertrouwenspersoon van de regeringen’.5 De burgemeester is immers verantwoordelijk voor het uitvoeren ven doen naleven an de wetten die door de hogere overheden worden opgelegd.
De benoemingsprocedure
De benoemingsprocedure schrijft voor dat de gemeenteraad een kandidaat-burgemeester voordraagt door middel van een akte van voordracht, ondertekend door meer dan helft van alle verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen en door een meerderheid van de kandidaten die zijn verkozen op de lijst van de kandidaat-burgemeester. De voordrachtsakte wordt ingediend bij de provinciegouverneur. Als voogdijoverheid gaat hij de ontvankelijkheid na en onderzoekt hij of de kandidaat geschikt is en geen onverzoenbaarheden optreden. Bij een gunstig advies wordt het dossier doorgestuurd naar de Vlaamse regering. De Vlaamse Minister voor Binnenlands Bestuur heeft vervolgens 60 dagen tijd om een eigen onderzoek te voeren en de betrokken kandidaat al dan niet te benoemen. Van het benoemingsbesluit gaat een afschrift naar de provinciegouverneur, het gemeentebestuur en de burgemeester. Pas dan wordt die uitgenodigd om de eed af te leggen in de handen van de gouverneur. Voor de betrokken kandidaat-burgemeesters werden de voordrachtsakten door de gemeenten in de weken volgend op de verkiezingen ingediend en na onderzoek door de gouverneur negatief beoordeeld. Daarop besloot Vlaams minister Keulen om de benoeming niet te tekenen en ook Vlaams minister Geert Bourgeois hield deze houding aan. Herhaaldelijk werden de kandidaat burgemeesters voorgedragen en niet-benoemd. Intussen verbleven zij in de positie van waarnemende burgemeesters zetelen als schepen in het college. Dat had gevolgen voor de werking van het college. Gezien de schepenen in de faciliteitengemeenten rechtstreeks worden verkozen, kon pas na de benoeming als burgemeester een bijkomende schepen worden aangesteld. In het geval van de drie gemeenten, werd dus met een collegelid minder bestuurd. Ook de verloning van de waarnemend burgemeester is lager.
De ‘aangewezen burgemeester’
Door het zogenaamde ‘Vlinderakkoord’ en door aanvullend wetgevend werk van het Vlaams Parlement werd de benoemingsprocedure recent gewijzigd. Zoals gezegd, had de situatie van de niet-benoemde burgemeesters gewogen op de communautaire verhoudingen tijdens de federale regeringsvorming. Voor Franstalige onderhandelaars was de benoeming van de burgemeesters de pasmunt voor een nieuw akkoord, terwijl aan Vlaamse zijde strikt werd vastgehouden aan de naleving van de wetgeving terzake. Aan de onderhandelingstafel werd niettemin gezocht naar een oplossing om deze patstelling in de toekomst te vermijden. De wijzigingen impliceren dat voortaan niet langer de bestuursmeerderheid, maar de gemeenteraad verantwoordelijk is voor de voordracht van de kandidaat-burgemeester. Vanaf het moment dat een kandidaat wordt voorgedragen, kan die de titel van ‘aangewezen burgemeester’ dragen en alle bevoegdheden die bij het ambt horen uitoefenen. De voogdijminister heeft vervolgens twee maanden tijd om de benoeming te onderzoeken en te beslissen. Bij een niet-benoeming kan beroep worden aangetekend bij de Raad van State. Daar behandelt de tweetalige kamer voortaan dergelijke disputen. De Raad van State heeft 90 dagen de tijd om de aangewezen burgemeester tot burgemeester te benoemen of niet. Echter, een tweede voordracht van dezelfde kandidaat is niet mogelijk na een eerdere weigering, tenzij op basis van nieuwe feiten of nieuwe gegevens. Daarmee werd een benoemingscarrousel van burgemeesters in de toekomst uitgesloten.6
Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 wacht nog een aantal kandidaat burgemeesters op de benoeming, onder meer de voorgedragen burgemeesters in vier faciliteitengemeenten. Zij mogen zich nu 'aangewezen burgemeester' noemen. In Drogenbos en Wemmel stelde zich geen probleem met de benoeming.
VOETNOTEN
1 Zie Omzendbrief Peeters en de arresten van de Raad van State 2004 en 2008.
2 Benoeming burgemeesters is juridische kwestie, in De Standaard, 15 september 2008.
3 Guégan Michel, Milovanovic Dobrica, Local democracy in Belgium: non-appointment by the Flemish authorities of three mayors, Council of Europe, Chamber of Local Authorities, 31 October 2008.
4 Het gaat om François van Hoobrouck (MR/Lijst van de Burgemeester – Union van Wezembeek-Oppem, Arnold d’Oreye de Lantremange en later Véronique Caprassa (FDF)) in Kraainem en Damien Thièry (FDF) uit Linkebeek. Er was aanvankelijk nog een vierde niet-benoemde kandidaat-burgemeester. Myriam Delacroix van Sint-Genesius-Rode verstuurde in 2006 eveneens Franstalige oproepingsbrieven, maar omdat zij zich bij de daaropvolgende verkiezingen van 2007 strikt aan de regels hield, stelde de Vlaamse regering daar haar benoeming als burgemeester tegenover.
5 VRT, Terzake, 31 maart 2010. Fragment van de speech van Vlaams minister voor Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois in het Vlaams Parlement, waarin hij de niet-benoeming van de burgemeesters bevestigd en van commentaren van andere politici daarop.
6 Kamer van Volksvertegenwoordigers, Ontwerp van bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen (de zogenaamde 'pacificatiewet') en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft, Parlementair Document 53K2286, Wet van 19 juli 2012 (BS 22 augustus 2012) en Ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, aangenomen door de plenaire vergadering, 20 juni 2012, Vlaams parlement, Stuk 1467, nr. 18.
MEER INFORMATIE
- Van Drooghenbroeck Sébastien et Delgrange Xavier, La nomination des bourgmestres de la périphérie. Le Conseil de l’Europe met les pieds dans le plat pays, in: Journal des Tribunaux, 2009, pp. 113-115.
- Lokale en provinciale Mandaten. Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Vlaamse overheid, (laatst geraadpleegd op 15/3/2013).