Documentatiecentrum Vlaamse Rand, Rand-abc-fiche, 2012
Taalverschuivingsproces
In de Belgische context situeert het verfransingsproces1 zich vooral in en om de hoofdstad. In de 19de eeuw kenden de 19 gemeenten die thans het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormen nog een overwegend Nederlandstalige bevolking. De talentelling van 1846 wees uit dat ruim 67% van deze Brusselaars meestal Nederlands sprak. Op 100 jaar tijd hebben deze gemeenten een taalsociologische omwenteling mee gemaakt. In 1947 bedroeg het aantal Nederlands-eentaligen volgens de talentellers nog slechts 9,4%. 45% van de bevolking verklaarde toen zowel het Frans- als het Nederlands machtig te zijn. Hoewel de resultaten van deze talentellingen worden betwist omwille van de taaldruk bij de vraagstelling en door het algemene klimaat, waarbij de Vlaamse bevolking de enquêteurs terwille dacht te zijn door zich Franssprekend te noemen, dan nog is deze evolutie spectaculair.
In de huidige 19 gemeenten van de Vlaamse Rand rond Brussel was in 1846 98% van de bevolking Nederlandstalig. Ook hier is er in 1947 een taalverschuiving waar te nemen. Het aantal uitsluitend Franssprekenden is voor de 19 randgemeenten samen op dat moment nog slechts 7%, maar reeds 14% verklaart meestal of uitsluitend Frans te spreken. In de 6 gemeenten die later het faciliteitenstatuut zouden bekomen, liggen de resultaten tussen de 25 (Sint-Genesius-Rode) en 46% (Kraainem).
Verfransingsmechanismen
Het verfransingsproces werd ingezet door de keuze van hogere2 overheden (vooral vanaf de Franse periode (1794-1814)) voor het Frans als officiële taal voor de administratie, het gerecht en het onderwijs. In 1830 had ook de nieuwe Belgische elite voor het Frans gekozen in de veronderstelling dat één taal de opbouw van een Belgische identiteit en de eenheidsgedachte in het nieuwe land zou versterken en om zich af te zetten tegen de Nederlandse periode (1815-1830) waarbij Willem I het Nederlands naast het Frans als officiële taal had geïntroduceerd in de administraties.
De taalassimilatie van de Vlaamse bevolking werd in de hand gewerkt door een actieve verfransingspolitiek van de overheden, maar er was ook een sterke sociale en psychologische druk. Het Frans was de taal van de elite, van de cultuur en van de media, terwijl het Nederlands als een lage statustaal werd aanzien. Wilde men hogerop de sociale lader, dan stuurde men de kinderen naar Franstalige scholen. Deze nieuwe tweetaligen spraken op hun beurt met hun kinderen uitsluitend Frans.
Verschillende elkaar versterkende mechanismen lagen aan de basis van het taalveranderingsproces. Bovenop de verfransing van de Brusselaars, zorgde de massale bevolkingstoename in de 19de en 20ste eeuw voor een toestroom van Walen en Fransen. Deze bevolkingsdruk leidde op haar beurt tot de verstedelijking en verfransing van de gemeenten rond de hoofdstad, de zogenaamde olievlek. Daarbij kwamen eerst de industriële gemeenten aan de beurt en in een latere fase de residentiële wijken. Verfransing ging met andere woorden hand in hand met de suburbanisatie.
Taalstrijd en taalwetgeving
Eind 19de eeuw kwamen de eerste reacties tegen de achterstelling van het Nederlands. De Vlaamse Beweging eiste de gelijkschakeling van beide talen en stelde de tweetaligheid van België voor. Dat was onbespreekbaar voor de Franstalige machthebbers die geen meerwaarde zagen in de kennis van het Nederlands en de eentaligheid van Wallonië wilden veilig stellen. In de taalwetten van 1921 en 1932 werd het territorialiteitsbeginsel vastgelegd en daaruit volgde gebied Brussel. In 1961 werd ook komaf gemaakt met de talentellingen, die decennialang voor de aanhechting van de ene na de andere randgemeente bij de tweetalige Brusselse agglomeratie hadden gezorgd. Tot dan veranderde een gemeente immers van begin jaren 1960 de vastlegging van de taalgrens en afbakening van het tweetalig taalstatuut telkens de resultaten van de talentelling uitwezen dat er meer dan 30% anderstaligen waren.
De eerste taalwetten en de erkenning van het Nederlands als officiële taal in het onderwijs zorgden voor een kentering. In 1971 werd onder Franstalige druk de vrijheid van het gezinshoofd om zelf de onderwijstaal van het kind te kiezen, opnieuw ingevoerd. Voordien gold in de Brusselse gemeenten de thuistaal als onderwijstaal. Deze vrije taalkeuze beïnvloedde de inschrijvingen in de Nederlandstalige scholen aanvankelijk negatief, maar vanaf het eind van de jaren 1970 bleek de trend in het voordeel van het Nederlands uit te draaien.Daar was de gunstige economische situatie in Vlaanderen natuurlijk niet vreemd aan. Bovendien zorgden campagnes voor het Nederlandstalig Onderwijs in Brussel ervoor dat heel wat Franstalige en anderstalige Brusselse kinderen hun weg vonden naar het Nederlandstalig onderwijs. Dat leidt echter niet tot een vernederlandsing omdat niet dezelfde machtsstrategieën worden gehanteerd en het Frans in Brussel de dominante taal blijft.
Gediversifieerd taalbeeld
Sinds de afschaffing van de talentellingen in 1961 zijn er geen officiële gegevens meer over de taalverhoudingen, maar uit verschillende bronnen blijkt het taallandschap in de Rand zeer gediversifieerd. Zowel het Nederlands als het Frans wordt er voor meer en meer bewoners een tweede of derde taal naast hun moedertaal. De demografische aangroei is in de 19 Vlaamse gemeenten hoofdzakelijk toe te schrijven aan jonge ‘nieuwkomers’ van buiten de EU en aan zogenaamde Eurocraten of expatrianten, die naar deze regio uitwijken omwille van de internationale rol van Brussel en de economische aantrekkingskracht die daarmee gepaard gaat. Er is recent dan ook sprake van een internationalisering van het taalbeeld in Brussel en de Rand, waarbij het Frans als ‘lingua Franca’ concurrentie krijgt van het Engels. In de Vlaamse Rand komen deze tendensen bovenop de ‘historische’ maar nog steeds sterke stadsvlucht van een Frans- en anderstalige middenklasse vanuit Brussel. Er is daarbij nog nauwelijks sprake van taalassimilatie van Nederlandstaligen, maar anderstalige inwijkelingen en nieuwkomers verkiezen vaak het Frans als culturele statustaal, net zoals de Vlamingen voordien.
In de Rand voert de Vlaamse Regering samen met de Provincie Vlaams-Brabant en de vzw ‘de Rand’ een beleid dat erop gericht is om het Nederlandstalige karakter te behouden en versterken, onder meer door een groot aanbod van taallessen en –activiteiten voor cursisten Nederlands, door promotiecampagnes, en door taalvoorwaarden op te leggen om de integratie in de lokale gemeenschap te bevorderen. Tegelijk wordt ook een positief onthaalbeleid gevoerd waarbij (anderstalige) nieuwkomers verwelkomd worden.
VOETNOTEN
1 Verfransing wijst (net als verengelsing en vernederlandsing) op een proces van taalverandering. Het gaat om een van oorsprong niet-Franstalige bevolking die verfranst of om een gebied waar een taalverschuiving naar het Frans plaats vindt.
2 Het Frans werd onder de Bourgondiërs (vanaf 1406) de bestuurstaal in heel hun uitgestrekte rijk. Ook hun opvolgers, de Habsburgers, bestuurden de Nederlanden in het Frans. In het licht van latere evoluties is het opmerkelijk dat net in Brussel de weerstand tegen deze taalkeuze groot was: de lokale overheid blijft er tot het einde van de 18de eeuw het Nederlands gebruiken. Overigens was het Frans tegelijkertijd ook de cultuurtaal in heel Europa.