1. Situering
De basis van het taalgebruik wordt gevormd door iemands thuistaal of thuistalen. In het BRIO-taalbarometeronderzoek wordt de thuistaal gedefinieerd als de taal of talen die iemand spreekt of sprak met respectievelijk zijn vader en moeder, en de taal of talen die deze ouders in het gezin onderling met elkaar gebruiken of gebruikten. Het voordeel van deze definitie is, naast de stabiliteit van deze operationalisering, dat een dergelijke categorisering niet focust op een enkele taal, zoals bijvoorbeeld het moedertaalconcept, maar de mogelijkheid van meerdere talen als thuistalen inhoudt.
2. Thuistalen in de Rand
Tabel 1 geeft een overzicht van de oorspronkelijke thuistaalsituatie van de huidige inwoners van de Vlaamse Rand, op basis van het Nederlands, het Frans en hun mogelijke combinaties. Naast de algemene cijfers voor de Rand, worden eveneens deze voor de jongste generaties (18-30 jaar) apart opgelijst als mogelijke inkijk op de toekomstige taalsituatie.
Tabel 1. Evolutie thuistalen inwoners Vlaamse Rand (algemeen en jongeren)
In vergelijking met 5 jaar geleden daalt elke thuistaalcombinatie met het Nederlands, vooral dan als enige thuistaal, en nemen de andere combinaties licht toe, in eerste instantie de groep die opgroeide in een gezin waar noch Nederlands noch Frans werd gesproken. Samen resulteert dit in een significante daling van het Nederlands en een status quo voor het Frans als thuistaal. Vooral de verschillen tussen de jongste leeftijdscategorie en de cijfers voor de randbewoners in hun totaliteit, zijn opvallend. Vooreerst ligt het aantal jongeren uit een eentalig Nederlandstalig gezin hier significant lager, en tegelijk ligt het aantal jongeren uit tweetalige gezinnen significant hoger (TBR2 bijvoorbeeld telt 17,7% inwoners uit tweetalige gezinnen met minstens een ouder die Nederlands of Frans spreekt, bij de jongeren is dit 28,6%).
In tabel 2 wordt de huidige gezinstaal weergegeven, wat betekent dat voor diegenen met een partner en/of kinderen rekening wordt gehouden met de eventuele nieuwe gezinstaal of -talen.
Tabel 2. Huidige thuistaal bewoners Rand.
Tegenover de oorspronkelijke thuisstaal, is de significante daling van de groep van anderstaligen die bij een nieuwe gezinsvorming kiezen voor het Frans, al dan niet in combinatie met het Nederlands of een andere taal, of het Nederlands in combinatie met een andere taal opmerkelijk. Vooral deze laatste groep is vanuit Nederlandstalig oogpunt interessant, want zij kiezen ook allemaal Nederlandstalig onderwijs voor hun kinderen, waar de andere thuistaalgroepen ook het Franstalig onderwijs in Brussel als een alternatief zien. Met uitzondering van eentalig Franstalige gezinnen, kiezen de meeste ouders voor hun kinderen voor het Nederlandstalig onderwijs, en stijgt voor alle onderwijsniveaus ook de populariteit van dit onderwijs in Vlaanderen ten nadele van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel.
3. De diversiteit van de Rand
Bovenstaande cijfers hebben betrekking op de Rand in zijn geheel. Alhoewel de foutenmarge hier groter is, geeft figuur 1 de verdeling en evolutie van de thuistalen op basis van een aantal gemeenteclusters van aangrenzende gemeenten met vergelijkbare sociale en geografische kenmerken, en de faciliteitengemeenten. Een eerste cluster, de faciliteitengemeenten, wordt gevormd op basis van het aparte taalstatuut van deze gemeenten. Het bestaat uit de gemeenten Wemmel, Drogenbos, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Kraainem en Wezembeek-Oppem Het tweede cluster van tewerkstellingsgemeenten bestaat uit Zaventem, Machelen en Vilvoorde. Het derde cluster, de residentiële gemeenten, zijn Tervuren, Overijse en Hoeilaart. Een vierde cluster wordt gevormd door de semirurale gemeenten Asse, Merchtem, Meise en Grimbergen. Een laatste cluster bestaat uit de suburbane gemeenten Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw en Beersel. In onderstaande figuur worden de verschillende thuistaalcategorieën weerhouden waarbij eerst de resultaten van TBR1 en de balk daarnaast deze van TBR2 worden weergegeven.
Figuur 1. Huidige thuistaal naar gemeentecluster
In de faciliteitengemeenten spreekt bijna de helft van de gezinnen thuis Frans en iets minder dan 20% uitsluitend Nederlands, al neemt ook het aandeel van de traditioneel tweetalige gezinnen toe. De verschuiving naar thuistaal is het grootst bij de tewerkstellingsgemeenten waar een significante daling van eentalig Nederlandstalige gezinnen hand in hand gaat met een stijging van de andere thuistalen. In de residentiële gemeenten maken zowel de eentalig Nederlandstalige gezinnen als de eentalig Franstalige gezinnen, die beide nog de grootste en tweede grootste groep vormen, meer en meer plaats voor taalgemengde en anderstalige gezinnen. De semirurale gemeenten blijven veruit de meest Nederlandstalige met de traditionele tweetaligen op afstand als tweede grootste groep. In de suburbane gemeenten spreekt de helft van de gezinnen thuis uitsluitend Nederlands, en telkens zo’n 20% spreekt Frans of combineert het Frans met het Nederlands. Dit cluster telt het minst aantal anderstalige gezinnen. In de residentiële en tewerkstellingsgemeenten wonen zowel de grootste groep anderstalige gezinnen als gezinnen die het Nederlands met een andere taal combineren. Deze diversiteit illustreert de noodzaak van een gedifferentieerd taal- en integratiebeleid in tegenstelling tot een uniforme aanpak.
Rudi Janssens (mei, 2019)