Auteur(s)
Janssens Rudi
Bron

BRIO-matrixfiche, 2020

Organisatie
Jaar
2020
Taal
NL
middenklasse

Inleiding

Een van de prioriteit in het bestuursakkoord van de Brusselse regering is ‘de middenklasse op een duurzame manier te verankeren in het Gewest’ (be gov, 2019, p5). Het suburbanisatieproces in de jaren zeventig en tachtig van vorige eeuw deed de Brusselse bevolking krimpen. Wie het zich kon veroorloven, trok naar de omringende groene gemeenten. In 2019 is er nog steeds een negatief intern migratiesaldo, m.a.w. er zijn nog steeds meer Brusselaars die verhuizen naar een Vlaamse of Waalse gemeente (40.162) dan er Vlamingen of Walen naar Brussel verhuizen (25.254). Toch stijgt het bevolkingsaantal. Deze stijging is enerzijds het resultaat van de natuurlijke bevolkingsloop (+8.485), en anderzijds van de impact van de buitenlandse migratie (53.523 inwoners migreerden in 2019 vanuit het buitenland, 36.527 Brusselaars maakten de omgekeerde beweging).

De aanleiding van de politieke ambitie om de middenklasse in de stad te houden, berust op de vaststelling dat Brussel wel het derde rijkste gewest van Europa is, maar met een relatief arme bevolking. Het wordt omringd door een regio met rijke inwoners die wel in Brussel werken, maar er geen belastingen betalen. Dit fenomeen noemt men ook wel de ‘Brusselse paradox’. Maar betekent een negatieve interne migratie automatisch een leegloop van de middenklasse en een inherente verarming? De absolute aantallen doen vermoeden van wel, maar een nadere kijk op het profiel van deze verhuizers nuanceert dit beeld.

Iedereen middenklasser?

Er is geen unieke definitie van ‘middenklasse’. In de sociale wetenschappen wordt dit begrip benaderd vanuit de drie C’s: ‘cash[1]’, ‘credentials[2]’ en ‘culture[3]’ (Reeves e.a., 2018). Alhoewel een duidelijke overlap onvermijdelijk is, bieden ze elk op zich een interessante invalshoek om middenklasse als concept te duiden en als analysekader te gebruiken. Op basis van de surveydata van het Bruxodusonderzoek (zie Te Braak e.a., 2019) worden de eigenheid en de dynamiek van de Brusselse middenklasse vanuit deze drie benaderingen geduid. In deze survey werden drie groepen bevraagd: de ‘blijvers’ (diegenen die reeds langer dan 5 jaar in Brussel wonen), de ‘nieuwkomers’ (die recent ofwel vanuit een andere Belgische gemeente of vanuit het buitenland naar een Brusselse gemeente zijn verhuisd) en de ‘vertrekkers’ (die recent een Brusselse gemeente inruilden voor Vlaanderen of Wallonië).

Een eerste benadering is gebaseerd op het inkomen. Tabel 1 is de meest courante benadering en neemt de mediaan als standaard, en definieert de middenklasse als het interval tussen 60% en 200% van het mediaaninkomen (Vaughan-Whitehead, 2016).

klasse

Tabel 1. Verdeling naar klassen op basis van inkomen[4]

Financieel leunt het profiel van de nieuwkomers sterk aan bij dat van de huidige Brusselaars, al zijn er duidelijke verschillen al naargelang ze uit het buitenland komen of niet. Toch ligt verhoudingsgewijs het aantal inwoners uit de midden- en hogere klasse iets hoger bij diegenen die uitstromen naar een andere Belgische gemeente.

Een tweede benadering, gebaseerd op ‘credentials’, neemt de onderwijsachtergrond als basis. Tabel 2 hanteert de ISCED-classificatie (zie http://uis.unesco.org) met 3 categorieën: maximaal lager secundair onderwijs (ISCED 0-2), hoger en voortgezet secundair onderwijs (ISCED 3-4), en hoger en universitair onderwijs (ISCED 5-6).

onderwijsniveau

Tabel 2. Verdeling naar klassen op basis van het onderwijsniveau[5]

Vooral bij de start van een beroepscarrière correspondeert het inkomen niet noodzakelijk met het diplomaniveau, maar het is vaak wel een moment dat belangrijke keuzes worden gemaakt, ook qua wonen. Uit tabel 2 blijkt dat de instromers qua financiële klasse dan wel vergelijkbaar zijn met de doorsnee Brusselaars, maar duidelijk hoger scoren qua onderwijsprofiel wat op een belangrijk potentieel wijst. Verhoudingsgewijs ligt het diplomaniveau van de instromers zelf hoger dan dit van de uitstromers. Universitair geschoolden zijn meer geneigd naar Brussel te komen, dan om de stad in te ruilen voor een andere Belgische gemeente.

Een derde klasse-indeling neemt cultuur als basis. Tabel 3 geeft de mate van klassebewustzijn weer en geeft aan hoe de ondervraagden zichzelf inschatten.

klasse

Tabel 3. Verdeling naar klassen op basis van zelfperceptie/identificatie[6]

Het meest opvallende is het feit dat de nieuwkomers uit het buitenland zichzelf het moeilijkst lijken te kunnen inschatten (43,1% weet het niet, en van de rest rekent een derde zich bij de lagere klasse), wat op zich niet verwonderlijk is vermits ze in een nieuwe omgeving terecht komen die mee de persoonlijke perceptie bepaalt. Het profiel van de Belgische instromers ligt het hoogst. Het zijn, bij nadere analyse, diegenen uit de lagere middenklasse die oververtegenwoordigd zijn bij de vertrekkers.

De dynamiek van de Brusselse middenklasse

Uit het Bruxodusonderzoek blijkt niet alleen dat een groep middenklassers vertrekt uit Brussel, maar eveneens dat een vrij grote groep uit de lagere klasse gedwongen de stad verlaat. Omgekeerd heeft Brussel de hoogste retentiegraad voor hogergeschoolden van de grote Belgische steden, ze zijn meer geneigd in de stad te blijven dan bijvoorbeeld in Gent of Antwerpen het geval is. Stadsvlucht betekent dus niet automatisch een vertrek van de hoogste verdieners. In tegenstelling tot deze steden heeft Brussel ook een veel grotere externe migratie vanuit het buitenland, waarvan een deel via Brussel ook elders in het land terecht komt, waardoor ze wel als onderdeel van het suburbanisatieproces worden gezien maar niet bij de instroom vanuit andere Belgische gemeenten worden gerekend, wat het saldo in vergelijking met andere steden vertekend.

De migratie- en verhuisbewegingen van en naar Brussel zijn complexer dan het clichébeeld van een vertrekkende middenklasse. Een vergelijking van socio-economische indicatoren van de in- en uitstromers gaat uit van een vrij statische benadering van de Brusselse realiteit. Wil men de middenklasse in Brussel begrijpen, moet de focus op de dynamiek ervan komen te liggen. De verschillende benaderingen van de middenklasse illustreren dat de financiële draagkracht van de instromers misschien wel beperkter is dan deze van de uitstromers, maar dat het potentieel van deze eerste essentieel is. Al is de financiële draagkracht van de instromers beperkt, qua profiel liggen zowel de scholingsgraad als de positie op de arbeidsmarkt hoger bij de instromers dan bij de lokale Brusselse bevolking. Brussel fungeert dus voor een deel van deze instromers als een ‘emancipatiemachine’ die zorgt voor een opwaardse sociale en financiële mobiliteit. Het demografische luik van het Bruxodusproject (Surkyn e.a., 2019) toont aan dat, om dit suburbanisatieproces te begrijpen, een analyse van de manier waarop het onderwijs en de economie binnen Brussel werken cruciaal is. Het zijn net de inwijkelingen die op economisch vlak de grootste meerwaarde realiseren. Dit ligt in de lijn van buitenlands onderzoek dat de aantrekkelijkheid van steden als ‘creative cities’ voor jonge professionals belicht (zie ook de back-to-the-city-movement, Florida, 2017). Verhuisbewegingen maken deel uit van de noodzakelijke stedelijke dynamiek die voor de verandering van de middenklasse zorgt. Blijft de ‘oude’ middenklasse, dan kan de stad niet langer fungeren als springplank voor deze nieuwkomers die net de meeste economische meerwaarde realiseren. Wil de stad deze rol blijven spelen, en ook zijn economische dynamiek behouden, dan moet er ook doorstroming gecreëerd worden.

Toch blijft een beleid voeren voor de middenklasse delicaat. Op welke toekomstige stadsbewoners richt men zich? Bij gentrificatie is het de middenklasse die de lagere klasse uit de stad verdrijft, wat ook effectief gebeurt in Brussel (De Laet, 2018). Een optie is ‘youthification’ (Moos, 2016), een fenomeen waarbij jonge hooggeschoolde inwijkelingen aangetrokken worden door de arbeidsmarkt, maar ook door hippe buurten met attractieve horeca, door een vlotte bereikbaarheid met het openbaar vervoer, door kwalitatief onderwijs, investeringen in groen en water in de stad,… hetgeen ook een deel van de bestaande middenklasse weet te charmeren. Op die manier weet men een deel van de ‘financiële’ middenklasse in de stad te houden. Wil men een nieuwe middenklasse in de stad houden, en ook de lagere klassen op termijn perspectief bieden, dan zijn het onderwijs en de economie de belangrijkste hefbomen. Het beperken van sociale ongelijkheid is op dit vlak belangrijker dan het streven naar het opheffen van ruimtelijke segregatie. Sociale cohesie en sociale mobiliteit zijn veel afhankelijker van sociale, economische en culturele netwerken dan van buurtnetwerken.

Besluit

Een stedelijk beleid dient met verschillende dynamieken rekening te houden: het potentieel dat een grote meerwaarde kan realiseren aantrekken, een eigen middenklasse opbouwen, en het deel van de middenklasse dat in de stad wil blijven behouden maar tegelijk ook voor een doorstroming zorgen. Het is niet zozeer deze doorstroming die een stad verarmt, dan wel het verhinderen van deze dynamieken. Hoe goed bedoeld en positief gentrificatie en het nastreven van een sociale mix lokaal ook zijn, ze zijn niet de belangrijkste instrumenten om de rijkdom in de stad te houden.

Referenties

be gov (2019), Gemeenschappelijke Algemene Beleidsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Regeerperiode 2019-2024, Brussel: be.brussels.

De Laet S. (2018). Ook de volksklassen verhuizen uit Brussel. Een analyse van de randverstedelijking van bevolkingsgroepen met een laag inkomen. Brussel: Brussels Studies [Online], Algemene collectie, nr 121, URL : http://journals.openedition.org/ brussels/1631 ; DOI : 10.4000/brussels.1631

Florida R. (2017). The New Urban Crisis. Gentrification, Housing Bubbles, Growing Inequality, and What We Can Do About It. London: Oneworld Publication.

Moos M. (2016). From Gentrification to Youthification: The Increasing Importance of Young Age in Delineating High-Density Living, Urban Studies, 53, n°14, November 2016.

Reeves R., Guyot K. & Krause E. (2018). Defining the middle class: cash, credentials, or culture? Washington: The Brookings Institution, Report 7 May 2018.
https://www.brookings.edu/research/defining-the-middle-class-cash-credentials-or-culture

Surkyn, J. & Willaert, D. (2019). Brusselse binnenlandse verhuisbewegingen als motor van demografische verandering: cohorten en sociaal-economische profielen (2001-2014/2011-2016), Interface Demography Working Paper no. 2019-02, Vakgroep SOCI, Vrije Universiteit Brussel.

te Braak, P., Minnen, J., Glorieux, I., Surkyn, J., & Janssens, R. (2019). BRUXODUS-SURVEY. Technisch rapport. Brussel. Vakgroep Sociologie, Onderzoeksgroep TOR, Vrije Universiteit Brussel.

Vaughan-Whitehead, D. (Ed.) (2016). Europe’s Disappearing Middle Class? Evidence from the world of work. Geneva: International Labour Office, Cheltenham: Edward Elgar Publishing.

 

[1] Economische middelen, inkomen en vermogen, …

[2] Onderwijsprestaties en kwalificaties, beroepsstatus, …

[3] Cultureel kapitaal, attitudes, gedrag, manier van denken, zelfperceptie, …

[4] De cijfers van deze tabel werden berekend op basis van gewogen gemiddelden per subpopulatie, gebaseerd op geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Het hanteren van verschillende wegingscoëfficienten maakt dat de verhoudingen binnen de onderscheiden groepen representatief zijn, maar niet de verdeling over de groepen heen.

[5] Idem voetnoot 4.

[6] Idem voetnoot 4.

Publicatie type
Fiche
Categorie
Demografie
Economie
Regio
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Share this