
Inleiding
In 2018 vertrokken dagelijks vanuit Vlaanderen bijna 219.000 personen en vanuit Wallonië ca. 121.000 personen naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG). Naast deze twee pendelstromen observeren we ook een groot belang van intergemeentelijke werkpendel binnen het BHG, met dagelijks 221.000 pendelaars. Een aanzienlijk aandeel van de Brusselse arbeidsmarkt wordt met andere woorden ingevuld door Brusselaars. Men kan zich hierbij de vraag stellen in welke sectoren deze loontrekkenden Brusselaars tewerkgesteld zijn. Aansluitend wordt de vraag gesteld welke activiteitensectoren mogelijkerwijze opportuniteiten kunnen bieden voor kortgeschoolden.
In deze fiche staan we stil bij deze intergemeentelijke werkpendel binnen het BHG. In de eerste plaats bespreken we de activiteitensectoren die sterk verbonden zijn met Brussel. Hiertoe kijken we naar het aandeel van de in Brussel wonende werknemers in de nationale werkgelegenheid van die sector. Vervolgens identificeren we de sectoren die verhoudingsgewijs veel banen (kunnen) bieden aan Brusselaars met minder kwalificaties.
Op basis van de meest recente gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ), uit 2018, geconsolideerd en uitgewerkt door Lockhart en collega’s (2022), synthetiseert deze fiche bestaande informatie over de geografische logica van de werkgelegenheid en het kwalificatieniveau van de werknemers binnen Brussel. Hoewel een exhaustieve uiteenzetting van de individuele onderzoeksresultaten niet tot de finaliteit van deze bijdrage behoort, gaan we kort in op een aantal elementen die de aansluiting tussen de Brusselse activiteitensectoren en hun jobcreatie verder kunnen ondersteunen. [1]
Aansluiting activiteitensector met Brussel
Onderstaande indicatoren (tabel 1) geven een samenvattend beeld van de geografische verhouding van elke economische activiteitensector met het BHG. Het beschouwt dit op basis van gegevens over de werkplaats en woonplaats van werknemers. Elk van deze indicatoren hanteert hierbij het perspectief van de aanwerving binnen de sector.

Tabel 1 illustreert het “Aandeel van de in Brussel wonende werknemers in de nationale werkgelegenheid in de sector (%)” en het “aandeel van de in Brussel wonende of uit Brabant pendelende werknemers in de nationale werkgelegenheid in de sector (%)”. Ter info geven we ook het aandeel van de arbeidsplaatsen in loondienst in Brussel. Concreet gaat het om het aandeel van activiteitensector dat zich geografisch in het BHG bevindt, in verhouding tot de rest van België.
Bovenstaande cijfers laten toe in te gaan op de mate waarin deze sectoren werkgelegenheid bieden aan Brusselaars. In de meeste van deze sectoren werken meer Brusselaars dan pendelaars uit Brabant. Enkel in de sectoren “Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen”, “Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen” en “Telecommunicatie” is er een negatief pendelsaldo. Er werken procentueel meer Brabanders in deze sectoren dan Brusselaars. In de Telecomsector bijvoorbeeld vinden we immers 10,9% Brusselaars op een totaal van de 27,8% Brusselaars en pendelaars, werkzaam in de sector. Dat impliceert dat 16,9% van die groep pendelen uit Brabant naar Brussel. Daarnaast kunnen we vaststellen dat een aantal sectoren, waaronder “Creatieve activiteiten, kunst en amusement”, “Exploitatie van en handel in onroerend goed”, “Diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging” en “verenigingen”, een aanzienlijk aandeel Brusselaars tewerkstelt. Voor deze sectoren blijkt de intergemeentelijke werkpendel procentueel groter te zijn dan de instroom uit Vlaams- en Waals-Brabant, en bij uitbreiding de rest van België.
Tabel 1 duidt tevens dat deze sterk met Brussel verbonden activiteitensectoren niet noodzakelijk de meeste opportuniteiten aan kortgeschoolde werknemers bieden. Concreet gaat het om “Extraterritoriale organisaties en lichamen” en “Programmeren en uitzenden van radio- en televisieprogramma's”, met respectievelijk 439 en 558 kortgeschoolde Brusselse werknemers die met Brussel verbonden zijn.
In 2011 werden 158.567 (of 22,8%) van de in het totaal 695.183 arbeidsposities ingevuld door kortgeschoolden. 58.107 (of 36,6%) van deze arbeidsposities werden ingevuld door werknemers die woonachtig zijn in Brussel. Tegelijkertijd verlieten 17.910 kortgeschoolde Brusselaars het Gewest om elders te gaan werken. Uiteraard zijn deze Brusselaars niet evenredig verdeeld overheen de verschillende arbeidssectoren, noch biedt elke arbeidssector dezelfde kansen. In totaal bieden de weerhouden sectoren uit Tabel 1 werk aan 27.450 kortgeschoolden. Hierbij zien we dat de “Diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging” de grootste sector is. Daarnaast vormen “Eet- & drinkgelegenheden” en “Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen” twee belangrijke sectoren qua tewerkstelling aan deze kortgeschoolde groep: in deze sectoren werken respectievelijk 7.656 en 3.824 loontrekkenden verbonden met Brussel.
Vooraleer we onderstaande tabel toelichten achten we het pertinent kort stil te staan bij de definiëring van “kortgeschoolde werknemers”. De meest gehanteerde bovengrens voor “kortgeschoolde” blijft het lager secundair onderwijs (i.e., de eerste en tweede graad van secundair onderwijs). Met de algemene stijging van het opleidingsniveau zijn er echter steeds meer empirische aanwijzingen om ook het beroepssecundair onderwijs (maar niet het technisch secundair onderwijs) op te nemen. In verschillende opzichten (sociaal-economisch niveau, integratie op de arbeidsmarkt e.d.) hebben mensen met een diploma beroepssecundair onderwijs steeds meer gemeen met mensen met ten hoogste een diploma lager secundair onderwijs (De Groof et al., 2012). Daarom luidt de definitie van kortgeschoolden hier: mensen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs of met een diploma secundair beroepsonderwijs (Lockhart et al. 2022).

Tabel 2 illustreert een aantal interessante inzichten. In de eerste plaats kunnen we vaststellen dat de sectoren die het grootste aandeel kortgeschoolde werkgelegenheid creëren niet noodzakelijk het sterkst verbonden zijn met Brussel, noch veel Brusselaars tewerkstellen, en vice versa. Sectoren zoals “Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen”, “Eet- & drinkgelegenheden”, “Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen”, “Diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging” en “Exploitatie van en handel in onroerend goed” bieden de meeste kansen aan kortgeschoolde Brusselaars. Met meer dan 20% van de nationale sector gevestigd in het Brusselse, bieden deze sectoren respectievelijk 13.111, 7.656, 7.650 en 1.815 jobs aan kortgeschoolde Brusselaars. Tezelfdertijd bieden een aantal sectoren, waaronder “Onderwijs” en “Menselijke gezondheidszorg” groeikansen om meer kortgeschoolden Brusselaars tewerk te stellen. Hoewel kortgeschoolden niet noodzakelijk de vereiste kwalificaties bezitten, zoals een diploma lerarenopleiding of verpleegkunde, kunnen deze wel de nodige ondersteunende dienstverlening bieden binnen beide sectoren. Tot slot observeren we dat een aantal sectoren die niet zozeer sterk verbonden zijn met Brussel wel een aanzienlijk aandeel van kortgeschoolden onder de werknemers hebben die in Brussel wonen. Het gaat hierbij om “Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden”, “Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen” en “Maatschappelijke dienstverlening met huisvesting”.
Slotbedenkingen
Deze fiche identificeert de activiteitensectoren die sterk verbonden zijn met Brussel en die (verhoudingsgewijs) veel banen bieden aan mensen met minder kwalificaties.
Deze fiche herhaalt impliciet de zogenaamde Brusselse mismatch: de Brusselse arbeidsmarkt is sterk gericht op een zogeheten kenniseconomie, en die geeft aanleiding tot een grote inkomende pendelstroom, hoofdzakelijk van mensen met de vereiste onderwijskwalificaties voor kennisintensieve sectoren. Toch wordt ook een aanzienlijk aandeel van de aanwezige jobs ingevuld door loontrekkenden die wonen en werken in het Gewest. Een op drie van hen blijkt korter geschoold te zijn.
De recente VIONA-studie, over interregionale tewerkstellingszones op basis van een vraag- en aanbodsanalyse, wijst op een aantal terugkerende obstakels aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt (Carpentier et al. 2023). Het gaat hierbij om: de vereiste talenkennis, psychosociale en geografische barrières, de mismatch tussen de (verwachte) competenties van de werknemer en de noden van bedrijven, en de institutionele context die interregionale mobiliteit niet vergemakkelijkt.
Voor Brussel blijken deze barrières zeer sterk en weerbarstig te zijn. We stellen immers vast dat de sectoren die het grootste aandeel kortgeschoolde werkgelegenheid creëren niet noodzakelijk het sterkst verbonden zijn met Brussel, noch het meeste Brusselaars tewerkstellen, en vice versa. Het inspelen op deze vraagzijde blijft een uitdaging voor de Brusselse arbeidsmarkt. We dienen ons immers bewust te zijn van een “verbrusseling” van de Brusselse arbeidsmarkt (i.e., aanbodszijde), vanwege de verjonging en het toegenomen aanbod van arbeidskrachten de afgelopen twee decennia. Het inzetten op jobcreatie in de Brusselse activiteitensectoren kan de toekomstige arbeidsvraag helpen ondersteunen, evenals het onderwijsaanbod helpen sturen. Sectoren zoals “Onderwijs”, “Menselijke gezondheidszorg” tonen hierbij groeipotentieel, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden.
Bronnen
Carpentier, M., De Rouck, E., Goesaert, T., Huysmans, T., & Valsamis, D. (2023). Interregionale tewerkstellingszones op basis van een vraag- en aanbodanalyse (D/2023/3241/171). VIONA. https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/56181
De Groof, S., Elchardus, M., Kavadias, D., Siongers, J., Stevens, E., Van Aerden, K., ... Stevens, F. (2012). Maatschappelijke baten en kosten van onderwijs en leerervaring. Een micro-benadering. Brussels/Antwerp: Onderzoeksgroep TOR, Vakgroep Sociologie, Vrije Universiteit Brussel en Universiteit Antwerpen.
Lockhart, P. M., Marissal, P., Van Hamme, G., & Wayens, B. (2022). Partie 3 – Mise à disposition de données permettant une analyse sectorielle. BSI Working Paper.
[1] De activiteitensectoren worden besproken volgens hun NACE-classificatie. Voor een toelichting hiervan verwijzen we graag naar: https://www.vlaanderen.be/economie-en-ondernemen/een-eigen-zaak-starten/nace-code. De lezer vindt de volledige NACEBEL-lijst met toelichtingen van de individuele activiteitensectoren op de website van Statbel: https://statbel.fgov.be/nl/over-statbel/methodologie/classificaties/nace-bel-2008.
[2] Onder ‘Kortgeschoolde werknemers’ zitten de werknemers met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs of met een diploma secundair beroepsonderwijs.