Auteur(s)
De Greve Cian
Van Cappel Gide
Source

BRIO-fiche, oktober 2024

Organisation
Année
2024
Langue
NL
Sport

Inleiding

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) is een bijzondere regio binnen België. Haar demografie is de jongste en meest diverse van het land (Hermia, 2023). Deze diversiteit uit zich zowel in gesproken talen als in de afkomst van de bevolking (Hermia, 2023; Saeys, Simon & Kavadias in press). De huidige Brusselse samenleving is dus superdivers, wat concreet wil zeggen dat er zoveel verschillende groepen samenkomen dat er een diversificatie van de diversiteit plaatsvindt (Crul, 2016; Vertovec, 2007). Opvallend is dat in deze verscheidenheid ook eenheid ontstaat: een gezamenlijke Brusselse identiteit maakt opgang onder de jonge Brusselaars (Kavadias et al, 2022b, 188). Toch is samenleven in diversiteit geen evidentie, zo blijkt uit het laatste Taalbarometer-onderzoek: een groeiende groep Brusselaars beheerst Nederlands, Frans, noch Engels; anno 2024 gaat het om zo’n 10% van de populatie (Saeys, Simon & Kavadias in press). Deze maatschappelijke evoluties maken dat het Brusselse vrijetijdslandschap verschillende uitdagingen te verwerken krijgt, maar tevens een opportuniteit vormt als hefboom om die uitdagingen aan te pakken.

In deze fiche schetsen we een beeld van het bestaande vrijetijdsaanbod. Door de fragmentatie van het aanbod naargelang de taalgemeenschap of overheid die deze uitbaat/subsidieert, bekijken we enerzijds het jeugd- en cultuuraanbod binnen het Nederlandstalige netwerk in Brussel. Anderzijds analyseren we het sportaanbod aan de hand van de sportaccommodaties binnen het gewest, ongeacht wie de subsidiërende overheid is. Deze asymmetrische analyse vindt haar oorzaak bij de beperkte beschikbaarheid van data. Het gevolg is dat we jeugd- en cultuuraanbod afmeten aan 30% van de populatie, het publiek waar de Vlaamse Gemeenschap op mikt (cfr. Brusselnorm[1]), terwijl we voor sportaccommodaties het aanbod afmeten aan de volledige populatie. We focussen op het gemeentelijk niveau, aangezien de prevalentie van diversiteit en jeugdigheid gebonden zijn aan de Brusselse geografie, waarbij beide fenomenen zich concentreren in de “arme halvemaan” ten westen van de historische Vijfhoek (Kavadias et al., 2022a). Onze resultaten ondersteunen het idee van een Brusselse functionele ruimte, die de administratieve grenzen van de gemeenten overschrijdt (cfr. Echeverria & Saeys, 2022).

Sociaal kapitaal in een diverse samenleving 

Voor het tweejaarlijkse BRIO-thema ‘vrijetijdsbesteding’ hanteren we een invalshoek die vrije tijd behandelt als hefboom voor sociaal kapitaal, waarbij dit een middel kan zijn dat maatschappelijke kloven overbrugt.

Toegepast op een superdiverse samenleving zoals het BHG, kan gesteld worden dat er enige scepsis is over het samengaan van sociaal kapitaal en diversiteit, al bestaat er geen consensus over de oorzaken hiervan: sommigen wijzen naar een afname in vertrouwen binnen en tussen verschillende groepen (Putnam, 2007), anderen kijken dan weer naar de samenstelling van een wijk en de mate waarin een specifieke groep zich terugtrekt (Johnston & Soroka, 2001), nog anderen verwijzen dan weer naar anomie, waarbij mensen zich terugtrekken omdat er geen duidelijkheid bestaat over welke normen er gelden (van der Meer & Tolsma, 2014). Toch zijn empirische tests niet eenduidig negatief: zo bleek dat negatieve effecten zich enkel op buurtniveau uiten (van der Meer & Tolsma, 2014), en dat enkel recente immigranten een lager participatieniveau tonen (Johnston & Soroka, 2001). Het lijkt dus om een tijdelijk effect te gaan, waarbij het sociale weefsel tijd nodig heeft om zich aan te passen aan de nieuwe diverse context, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van nieuwe gezamenlijke identiteiten (Putnam, 2007). 

Desalniettemin heeft de discrepantie in participatie tussen oude en nieuwe inwoners een structureel karakter; dit kan gaan van praktische beperkingen zoals tijds- en geldgebrek tot een lager cultureel of sociaal kapitaal, wegens kortere scholing of een beperkt sociaal netwerk (Sermant & Siongers, 2021; Stodolska, 2015). In die zin is sociaal kapitaal zowel de aanleiding tot, als de uitkomst van vrijetijdsbesteding: zij die reeds een netwerk hebben, ervaren een lagere drempel om deel te nemen dan degene die dat ontbreken. Bovendien fungeert Brussel als aankomstplaats voor immigranten (Deboosere et al., 2009; Saeys, 2023). Dit betekent dat migratieketens zich continue verderzetten, wat impliceert dat deze ongelijke participatie zich telkens reproduceert onder nieuwe groepen immigranten. Desondanks toont onderzoek dat een inclusief vrijetijdsaanbod de integratie van nieuwkomers kan vergemakkelijken, en zodoende helpt om de participatiekloof te overbruggen (Berasategi Sancho et al., 2023; Stodolska, 2015). Eerdere publicaties toonden reeds aan dat het Brusselse verenigingsleven een ontmoetingsplaats vormt voor mensen met verschillende thuistaalachtergronden (Saeys, 2024). Bovendien vinden we in Brussel indicaties van zo’n overkoepelende identiteit (Kavadias et al, 2022b, 188), zoals Putnam (2007) voorschrijft.

Sociale cohesie en vrijetijdsbesteding

De ontwikkeling en aanwezigheid van sociaal kapitaal is ook relevant voor de bredere Brusselse samenleving, aangezien het een onderdeel vormt van de sociale cohesie binnen een buurt (Forrest & Kearns, 2001). Brussel is geëvolueerd tot een superdiverse metropool, waar geen enkele etnisch-culturele groep een meerderheid vormt (Crul, 2016). Getuige hiervan is de aanwezigheid van ruim 104 talen die in het BHG gesproken worden (Saeys, Simon & Kavadias in press). Onderzoek toont aan dat de sociale cohesie binnen een buurt afneemt wanneer de etnische diversiteit toeneemt (van der Meer & Tolsma, 2014). Zodoende vormt diversiteit een uitdaging voor de sociale cohesie in de stad; hoe kan je die verschillende groepen samenbrengen en verbinden?

Meir & Fletcher (2019) probeerden daarop een antwoord te formuleren door te kijken naar participatieve sportinitiatieven in een diverse en geürbaniseerde context vergelijkbaar met het BHG. Ze kwamen tot de volgende conclusie: “Er bestaat geen zilveren kogel; sport beschikt niet over de capaciteit om het sociale systeem te transformeren. Het heeft echter wel de capaciteit om verandering op microniveau te stimuleren en een verschuiving in het collectieve bewustzijn van gemeenschapsleden te creëren, wat niet onderschat mag worden.” (p. 234). Dit in acht nemende, bekijken we het vrijetijdsaanbod in het BHG. 

Analyse vrijetijdsaanbod in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Sportaccommodaties in de Brusselse gemeenten

In een geürbaniseerde context van beperkte ruimte is de mogelijkheid tot vrijetijdsbesteding vaak ook afhankelijk van de mate waarin er accommodaties aanwezig zijn. Het sportaanbod duiden we aan de hand van het aantal sportaccommodaties per 10 000 inwoners op basis van een meetpunt in 2023. De aanwezigheid van zulke faciliteiten heeft logischerwijs invloed op het aantal mensen dat kan sporten. Hierdoor kennen geürbaniseerde regio’s, zoals Brussel, vaak een lagere sportparticipatie, vooral in buurten met een lage socio-economische status (Eime et al. 2017). Figuur 1 bevestigt dat beeld: de Brusselse gemeenten met het laagste relatief aanbod aan sportinfrastructuur zijn tevens degene met de hoogste bevolkingsdichtheid: Vorst (9,01), Sint-Gillis (9,53), Schaarbeek (10,40), Sint-Joost-ten-Node (14,04), Koekelberg (14,18) en Sint-Jans-Molenbeek (14,76). Niet toevallig zijn dit hoofdzakelijk gemeenten die deel uitmaken van de Brusselse “arme halvemaan”. Deze gemeenten, met het hoogste aandeel inwoners uit een lagere socio-economische klasse, alsook een jonge en diverse bevolking, zijn net de gemeenten met de grootste noden (Kavadias et al., 2022a, 20). Opvallend is dat in absolute cijfers, zonder correctie voor hun bevolkingsaantal, verschillende van deze gemeenten nog steeds onderaan te vinden zijn. Denk hierbij aan Koekelberg (32), Sint-Joost-ten-Node (38), Sint-Gillis (47) en Vorst (52). Dit is niet het geval voor Sint-Jans-Molenbeek (145) en Schaarbeek (136): zij kennen een hoog absoluut aanbod, maar hun bevolkingsaantallen maken dat ze qua relatief aanbod terugvallen naar de onderste regionen van het Brusselse klassement (zie figuur 1). Anderlecht is hier de uitzondering met zowel een grote populatie als een groot absoluut aanbod (216), in die mate dat het met zijn relatief aanbod standhoudt in de Brusselse middenmoot (17,27). Hiermee zit het boven het gemiddelde voor het hele Gewest (16,69).

Sport
Figuur 1. Bron: BISA

In de omgekeerde richting zien we dat gemeenten die zich buiten het dichtbebouwde centrum bevinden hoger scoren: Ganshoren (26,62), Evere (23,05) en Oudergem (22,07) behoren tot de top 3 qua sportaanbod per 10 000 inwoners. Verder vinden we ook Watermaal-Bosvoorde (20,87), Sint-Pieters- en Sint-Lambrechts-Woluwe (20,71 en 20,07) terug in de bovenste helft van de tabel. Buitenbeentje Jette is de enige gemeente langs de buitenkant van het gewest die een aanbod onder de 15 sportaccommodaties per 10 000 inwoners heeft. Toch lijkt zich hier een tendens te bewerkstelligen waarin de gemeenten met meer open ruimte, ook een prominenter sportaanbod ontwikkelen.

Met 361 accommodaties heeft Brussel-stad het hoogste absolute aanbod, wat resulteert in een bovengemiddeld relatief aanbod (18,58). Mogelijke verklaringen zijn de centrumfunctie van de binnenstad, maar ook de bijzondere administratieve afbakening van Brussel-stad kan een rol spelen: Brussel-stad strekt zich uit van de Vijfhoek tot minder dichtbebouwde gebieden zoals Neder-over-Heembeek en Laken, waaronder ook de Heizel-site valt. Ook gemeenten zoals Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek bestaan naast een dichtbevolkt gedeelte ook uit een groenere zijde aan de rand van het Gewest. In die optiek is Etterbeek een bijzonderheid: de gemeente combineert een hoge bevolkingsdichtheid met het 4de hoogste relatieve aanbod (20,99), zonder dat de aanwezigheid van open ruimte in een bepaald deel van de gemeente een verklaring biedt.

Nederlandstalige jeugdbewegingen in de Brusselse gemeenten

Voor jeugdbewegingen en cultuuraanbod focussen we enkel op data uit het Nederlandstalige Brusselnetwerk in Brussel. Daarom corrigeerden we de populatie naar de Brusselnorm, een beleidsintentie waarin de Vlaamse Gemeenschap het doel stelt om 30% van de Brusselse populatie te bereiken met zijn diensten. Zodoende berekenen we het relatieve aanbod op basis van 30% van de gemeentelijke populaties. Voor jeugdaanbod keken we specifiek naar de bevolkingsgroep tussen 3 en 29 jaar. Enkel de gemeenten waarvoor data beschikbaar zijn, werden weerhouden in de analyse. De weergegeven meetmomenten bevinden zich in 2021, waardoor de corona-pandemie mogelijk een rol speelt.

2
Figuur 2. Vlaams Departement Jeugd, Cultuur en Media

Wat opvalt in figuur 2 is dat we dezelfde ruimtelijke dimensie terugzien als bij het sportaanbod: het grootste relatieve aanbod vinden we in de minder dichtbevolkte gemeenten in de rand van het gewest. Een ander aspect is dat de noordelijke helft van gemeenten, nabij het Vlaamse Gewest, een groter relatief aanbod hebben. Ganshoren (15,73) steekt er bovenuit en lijkt een groot deel van het Brusselse aanbod op zich te nemen met net geen 16 jeugdbewegingen per 10 000 jongeren. Verder zien we dat Sint-Pieters-Woluwe (7,36) en Sint-Agatha-Berchem (7,32) ook over een behoorlijk aanbod beschikken. Ook Jette (5,42), Brussel-stad (4,31) en Koekelberg (4,07) hebben een aanbod boven het Gewestelijk gemiddelde (2,52) hebben in 2021. In absolute cijfers heeft Brussel-stad het grootste aanbod (9), waarna Ganshoren (4) en Jette (3) volgen. Koekelberg telt 1 jeugdbeweging.

Net zoals sportaccommodaties hebben jeugdbewegingen ruimte nodig. Alleen Koekelberg scoort als dichtbevolkte gemeente hoog, terwijl Vorst het degelijk doet (3,53). Daarentegen beschikken Schaarbeek (1,33), Anderlecht (1,45) en Sint-Jans-Molenbeek (1,71) over een laag relatief aanbod, met telkens 2 jeugdbewegingen per gemeente. Nochtans hebben deze laatste 2 gemeenten ook een groene rand. Voor Sint-Gillis ontbreken data. 

De laagste score vinden we terug in Ukkel (1,26). Voor verschillende zuidelijke gemeenten zoals Watermaal-Bosvoorde en Oudergem ontbreken data, en het is onduidelijk of dit ook wijst op de afwezigheid van een aanbod. Wat een rol kan spelen is dat de Nederlandstalige gemeenschap hier van oudsher minder sterk geworteld is, in tegenstelling tot de noordelijke gemeenten (Van Velthoven, 1987). 

Nederlandstalig cultuuraanbod in de Brusselse gemeenten

3
Figuur 3. Vlaams Departement Jeugd, Cultuur en Media

Net zoals bij het sport- en jeugdaanbod, zien we in figuur 3 dat de aanwezigheid van cultuurverenigingen in Brussel onderhevig is aan een geografische dimensie. Opvallend hierbij is dat we bij de cultuurverenigingen een omgekeerde tendens waarnemen: het aanbod per 10 000 inwoners concentreert zich in centraal gelegen, dichtbevolkte gemeenten zoals Koekelberg (53,13), Brussel-stad (37,46) en Sint-Joost-ten-Node (36,37). Ook noordelijke en westelijke gemeenten doen het degelijk: Schaarbeek (22,09), Sint-Jans-Molenbeek (19,73) en Sint-Agatha-Berchem (19,61) zitten boven het Brusselse gemiddelde van 18,30 verenigingen per 10 000 inwoners; ondertussen nestelen Anderlecht (15,99), Jette (13,28) en Evere (11,72) zich in de middenmoot. Ook in absolute cijfers domineren deze gemeenten de lijst: Brussel-stad steekt er bovenuit met 208 culturele verenigingen, meer dan het dubbele van de nummer 2; Schaarbeek met 88 verenigingen.

Een zwakker relatief aanbod vinden we in de meer residentiële gemeenten van het BHG, hoofdzakelijk in het zuiden en zuidoosten -op Ganshoren (9,25) na. Zo scoren Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Oudergem en de Woluwe’s onder de 10 verenigingen per 10 000 inwoners. Het laagste relatieve aanbod vinden we in Vorst (5,89) en Etterbeek (6,19), twee gemeenten die meer dichtbevolkt zijn. Hier lijkt de verklaring eerder te vinden bij hun zuidelijke ligging. In absolute cijfers sluiten Ganshoren en Watermaal-Bosvoorde de rij met elk een aanbod van 7 verenigingen, maar Etterbeek en Vorst doen het niet veel beter met 9 en 10 verenigingen. Sint-Gillis (13,42) en Elsene (13,69) scoren degelijk als zuidelijke gemeenten, toch ligt het aanbod onder het Gewestelijke gemiddelde. De oorzaak van het lagere aanbod in zuidelijke gemeenten lijkt eerder van taalkundige aard, aangezien het hier Nederlandstalige verenigingen betreft.

Bevindingen

Vooreerst dienen we te stellen dat onze bevindingen fragmentair zijn, daar de beschikbare data heterogeen is, en daardoor niet eenduidig valt te interpreteren. Zo analyseren we voor het sportaanbod de sportaccommodaties over het volledige BHG, zonder onderscheid te maken tussen de verschillende taalgemeenschappen die deze subsidiëren. Voor het jeugd- en cultuuraanbod baseren we ons op verenigingen binnen het Nederlandstalige Brusselse netwerk. Hierdoor hebben de conclusies een verschillende reikwijdte: voor sport geldt dit voor heel het BHG, voor jeugd en cultuur enkel voor het aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Het Nederlandstalige aanbod blijkt beperkt, zelfs tegenover 30% van de bevolking (de Brusselnorm). We onderzoeken slechts een deel van een groter geheel. Door het parallelle aanbod van de Franstalige en Vlaamse Gemeenschap is het moeilijk om een volledig overzicht van het vrijetijdslandschap te geven. Bovendien durven ook gemeenten en Gewest hier bevoegdheden uit te oefenen. Daarnaast zijn er voor sommige gemeenten geen gegevens beschikbaar, wat kan duiden op ontbrekende data of het ontbreken van bepaalde kenmerken. 

Wanneer we op gewestelijk niveau de verschillende vrijetijdssectoren vergelijken, valt op dat binnen het Vlaams-Brusselse netwerk de cultuursector beduidend beter vertegenwoordigd is tegenover de jeugdverenigingen, met 18,30 cultuurverenigingen tegenover 0,90 jeugdbewegingen per 10 000 inwoners; of 2,52 wanneer je het aantal jeugdbewegingen afzet tegenover het aantal jongeren (3-29 jaar). Een vergelijking met het aantal sportfaciliteiten is niet evident, aangezien het hier ten eerste infrastructuur betreft, dewelke meerdere verenigingen kan huisvesten. Ten tweede is dit afgezet tegenover de volledige Brusselse populatie, in tegenstelling tot de Brusselnorm die geldt voor investeringen van de Vlaamse Gemeenschap (nl. de intentie om 30% van de Brusselaars te bereiken). Per 10 000 inwoners zijn er in het BHG 16,69 sportaccommodaties. 

Met het oog op sociale cohesie, is het belangrijk om de jonge en diverse Brusselse bevolking mee te krijgen. Uit onderzoek blijkt dat Brusselse jongeren met een niet-Europese afkomst vooral participeren in sportverenigingen, terwijl deze groep een lage participatie kent binnen de jeugdbewegingen (Elchardus & Smits, 2012). Ook participatie aan culturele activiteiten wordt voorspeld door de herkomst en thuistaal van de ouders (Berten & Piessens, 2014). Dus als het doel is om verschillende groepen in Brussel samen te brengen, moet men niet alleen meer investeren, maar ook cultuur- en jeugdparticipatie toegankelijk maken. Uit onze resultaten blijkt namelijk dat het streven naar de Brusselnorm niet gereflecteerd wordt in het effectieve aanbod van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Zelfs wanneer het aanbod per 10 000 inwoners gecorrigeerd wordt naar een bevolkingsgroep gelijk aan 30% van de populatie, blijkt dat het aanbod onvoldoende is. We illustreren het met een voorbeeld: zelfs wanneer elke Brusselse cultuurvereniging 100 mensen zou betrekken, dan wordt binnen de doelpopulatie van 30% slechts 1,83/10 inwoners bereikt. Voor jeugdbewegingen ligt dit nog vele malen lager: bij een participatie van 100 leden per vereniging bereiken deze slechts 0,25/10 van de Brusselse jongeren binnen de doelpopulatie van 30%. Het mag met andere woorden niet verbazen dat deze 2 sectoren moeite hebben om moeilijk bereikbare groepen te betrekken. In een kader dat vrijetijdsbesteding ziet als een hefboom voor sociale cohesie, moeten we stellen dat het huidige aanbod ontoereikend is om de vorming van dergelijke sociale cohesie consistent te ondersteunen.

Op basis van deze analyses kunnen we twee geografische tendensen waarnemen. De eerste is eentje die het geürbaniseerde centrum afzet tegenover de meer suburbane gemeentes aan de buitengrenzen van het BHG. Het culturele aanbod concentreert zich eerder in het centrum van de Vijfhoek en de Eerste Kroon. Het omgekeerde zien we voor het sport- en jeugdaanbod, waar de grootste capaciteiten per capita zich bevinden in de suburbane gemeenten die het stedelijke hart van Brussel omringen. Deze bevinding ondersteunt het idee van een Brusselse functionele ruimte (cfr. Echeverria & Saeys, 2022), waarbij het Gewest één stedelijk weefsel vormt waarbinnen verschillende buurten invulling geven aan andere functies. Zo compenseert het ene stadsdeel voor het gebrek aan aanbod in een ander stadsdeel: iemand die in de kanaalzone woont kan vlot naar de rand van de stad voor de jeugdbeweging of sport, net zoals een suburbane inwoner makkelijk in het centrum staat om aan zijn culturele noden te voldoen. Hieruit moeten we vaststellen dat een analyse op basis van het gemeentelijk niveau een vertekend beeld kan geven van het Brusselse vrijetijdsaanbod. Aangezien het BHG zich vormgeeft als eenzelfde functionele en stedelijke ruimte, ondersteunt dit ook eerdere bevindingen van een groeiende Brusselse identiteit (Kavadias et al., 2022b). Anderzijds belicht dit ruimtelijke aspect ook de problematiek van segregatie. Zo vinden Berten & Piessens (2014) dat bij Brusselse jongeren de samenhang tussen woonplaats en participatie verklaard wordt door het socio-demografische profiel van hun woonplaats.

De tweede geografische tendens, heeft toepassing op het Nederlandstalig aanbod. Hierbij zien we voor jeugd- en cultuurverenigingen een verschil tussen de noordelijke en zuidelijke gemeenten. Over het algemeen is het Nederlandstalig aanbod sterker aanwezig in het noorden. Dit kan historische redenen hebben, aangezien de noordelijke volkswijken van Brussel een latere verfransing kenden dan het mondaine zuiden (Van Velthoven, 1987).

Bibliografie

Berasategi Sancho, N., Roman Etxebarrieta, G., Alonso Saez, I., & Idoiaga Mondragon, N. (2023). Leisure as a Space for Inclusion and the Improvement of Life Satisfaction of ImmigrantsJournal of International Migration and Integration, 24(1), 425-439.

Berten, H., & Piessens, A. (2014). Vrijetijdsbesteding en -beleving van leerlingen uit het Nederlandstalig Onderwijs in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Elsene: Kind & Samenleving.

Crul, M. (2016). Super-diversity vs. assimilation: how complex diversity in majority–minority cities challenges the assumptions of assimilation. Journal of Ethnic and Migration Studies, 42(1), 54-68. 

Deboosere, P., Eggerickx, T., van Hecke, E., & Wayens, B. (2009). De Brusselse bevolking: een demografische doorlichting. Brussels Studies, SGB3

Echeverria, N., & Saeys, M. (2022). Een overzicht van functionele afbakeningen van het randgebied rond BrusselBRIO

Eime, R. M., Harvey, J., Charity, M. J., Casey, M., Westerbeek, H., & Payne, W. R. (2017). The relationship of sport participation to provision of sports facilities and socioeconomic status: a geographical analysisAustralian and New Zealand Journal of Public Health, 41(3), 248-255. 

Elchardus, M., W. Smits (2012): Participatieprofielen van etnisch-culturele minderheden in Brussel. Een analyse op basis van gegevens over de leerlingen van het Nederlandstalige secundair onderwijs in Brussel,. Brussel: Onderzoeksgroep TOR, Vakgroep Sociologie, Vrije Universiteit Brussel - TOR 2012/7.

Forrest, R., & Kearns, A. (2001). Social cohesion, social capital and the neighbourhood. Urban Studies, 38(12), 2125–2143. 

Hermia, J.-P. (2023). Demografische barometer 2023 van het Brussels Hoofdstedelijk GewestFocus van Het BISA, 61

Johnston, R., & Soroka, S. N. (2001). Social capital in a multicultural society: the case of Canada. In P. Dekker & E. M. Ulsaner (Eds.), Social Capital and Participation in Everyday Life (pp. 30-44). Routledge.

Kavadias, D., Echeverria, N., van Cappel, G., Spruyt, B., & Engels, N. (2022a). Inleiding. Jongeren in Brussel. In D. Kavadias, B. Spruyt, N. Engels, & G. van Cappel (Eds.), Zinnekes zijn DEBEST (pp. 13-36). VUBPRESS.

Kavadias, D., Engels, N., van Cappel, G., & Spruyt, B. (2022b). DEBEST en De Zinnekes. In D. Kavadias, B. Spruyt, N. Engels, & G. van Cappel (Eds.), Zinnekes zijn DEBEST (pp. 185-198). VUBPRESS.

Meir, D., & Fletcher, T. (2019). The transformative potential of using participatory community sport initiatives to promote social cohesion in divided community contexts. International Review for the Sociology of Sport, 54(2), 218-238. 

Putnam, R. D. (2007). E pluribus unum: Diversity and community in the twenty-first century. Scandinavian Political Studies, 30(2), 137-174. 

Saeys, M. (2023). Bevolkingsdynamieken in Brussel, 1992-2022. BRIO.

Saeys, M. (2024). Het Taalgebruik in het Brusselse verenigingsleven. BRIO.

Saeys, M., Simon, R., & Kavadias, D. (in press). Vijfde Brusselse Taalbarometer: Het Nederlands in een meertalige context: Een analyse van de Brusselse taalsituatie. Brussel: VUB-BRIO.

Sermant, N. L., & Siongers, J. (2021). Artikelen Cultuurparticipatie voor allen … of toch niet? Een studie naar drempels voor cultuurparticipatie bij jongeren met en zonder migratieachtergrond in Vlaanderen. Tijdschrift Voor Jeugdrecht En Kinderrechten, 4, 44-72.

Stodolska, M. (2015). Recreation for all: Providing leisure and recreation services in multi-ethnic communities. World Leisure Journal, 57(2), 89-103.

van der Meer, T., & Tolsma, J. (2014). Ethnic diversity and its effects on social cohesion. In Annual Review of Sociology (Vol. 40, pp. 459-478). Annual Reviews Inc.

Van Velthoven, H. (1987). Historical Aspects The process of language shift in Brussels: Historical background and mechanisms. In E. Witte & H. Baetens Beardsmore (Eds.), The Interdisciplinary Study of Urban Bilingualism in Brussels (pp. 15-46). Multilingual Matters LTD.

Vertovec, S. (2007). Super-diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies, 30(6), 1024-1054. 


[1] https://www.vlaanderen.be/brussel/werking-en-beleid/brusselnorm-en-brusseltoets

Type de publication
Carte
Catégorie
Organisations et institutions culturelles
Culture / Temps libre
Sport et récréation
Région
Région de Bruxelles-Capitale
Share this